Het gaat in het rapport om de vraag welke bijdrage verschillende machtsoptieken leveren en kunnen leveren aan theorievorming en empirisch onderzoek op het gebied van vrouwenstudies. De volgende vragen staan centraal: - welke machtstheorieën of machtsopvattingen in de recente sociaalwetenschappelijke en sociaal-filosofische literatuur kunnen als toonaangevend worden beschouwd en van welke aannamen omtrent macht wordt daarin uitgegaan? - welke van deze machtstheorieën of machtsopvattingen worden in vrouwenstudies in Nederland gebruikt en van welke aannamen omtrent macht wordt daarbij uitgegaan? - welke perspectieven bieden de onderzochte machtstheorieën en de toepassingen ervan voor de verdere ontwikkeling van theorie en onderzoek op het gebied van vrouwenstudies? De schrijfsters maken in deze studie een indeling in twee groepen auteurs. De eerste omvat diegenen van wie het werk in de (sociale) psychologie, sociologie of politicologie in Nederland als 'basisstof' geldt, zonder dat hun opvattingen in de wereld van vrouwenstudies een inspiratiebron vormen voor theoretische gedachtenvorming of een aangrijpingspunt zijn voor het doen van empirisch onderzoek: Mulder, Veen, Van Doorn, Wrong, Helmers e.a. en Connolly. De tweede groep wordt gevormd door auteurs die zowel in de 'reguliere' sociale wetenschappen als in vrouwenstudies in de aandacht staan: Lukes, Elias, Foucault en Giddens.