Na een inleidende beschouwing beziet Prof. Gonggrijp eerst de jaren 1919-1929 (De handel - De na-oorlogse hausse en crisis - Economisch herstel van 1922 - De Indische landsschulden). Vervolgens ,,De Wereldcrisis van 1929 en haar gevolgen" (Productiebeperking en restrictie van de uitvoer in Ned.-Indië - Gevolgen van de depressie voor het moederland - Inkomen van Nederlanders in Indië). In Hoofdstuk IV, ,,Het Moederland": De handel na 1933 - Inkomensbronnen van Nederland - De betekenis der Ind. exportprodukten voor Nederland als markt - Betekenis van Indië voor de industrieën van het moederland - De handel tussen Indië en het moederland. In Hoofdstuk V, ,,Bizondere Aspecten": Contingentering en licentiëringen - Econ. samenwerking tussen Nederland en Ned.-Indië - Betekenis van het Indische exportsaldo - Indië als beleggingsgebied - Indië als arbeidsveld voor Nederlanders - Betekenis van Indië voor de Koninkl. Marine, haar personeel en de scheepsbouw. Bij dit alles veel illustrerend cijfermateriaal. In Hoofdstuk VI, ,,Indië verloren, rampspoed geboren": Berekeningen over de econ. betekenis (gebaseerd op de berekeningen van Prof. Derksen en Prof. Tinbergen over de econ. betekenis van Ned.-Indië voor Nederland, gepubliceerd in Maandschrift C.B.S., jrg. 40, nos. 10/12, Oct. - Dec. 1945, blz. 210 e.vv.)