Als koster Steenstra in slecht weer zijn zoon Henk tegemoet gaat, wordt hij door de bliksem dodelijk getroffen. Henk blijft als wees achter en slechts één oom is bereid hem in huis te nemen, op voorwaarde dat hij zich bekwaamt in het boerenbedrijf. Henk, die goed kan leren, ziet daarmee zijn toekomstdroom, namelijk een studie voor ingenieur, in rook opgaan. Tijdens een uitstapje met vrienden, begint het opeens te donderen en te bliksemen, waardoor Henk vreselijk van streek raakt. Al vluchtend verdwaalt hij en na veel verwikkelingen komt hij als kantoorklerk bij een misdadigersbende in Duitsland terecht. Hij beleeft veel hachelijke avonturen als hij met een Belgische vriend, die ook toevallig bij de bende is gekomen, probeert de bende op te rollen. Als dit uiteindelijk met behulp van de politie lukt, kunnen Henk en zijn vriend Ludwig eindelijk naar huis terugkeren. Henk hoeft niet meer op de boerderij te werken van zijn oom, maar mag naar de H.B.S. in de stad. Als Henk later met de hulp van zijn tante de geheime tekens in een oud familiedocument van Ludwigs vader weet te ontcijferen, wordt ontdekt waar de betovergrootvader van Ludwig zijn geld en kostbaarheden heeft verstopt. Als de schat inderdaad wordt gevonden mag Henk op kosten van Ludwigs vader na de H.B.S. voor ingenieur studeren.