Jenny Winter verhuist met vader naar een klein huisje in een zeer eenvoudige buurt langs een spoorlijn. Haar moeder is bij een auto-ongeluk om het leven gekomen en haar vader, een kunstschilder, kan zijn beroep niet meer uitoefenen omdat zijn rechterhand onbruikbaar is geworden na het ongeluk. Van haar nieuwe buurjongetje hoort Jenny dat de huisbaas geen dieren in zijn huizen duldt. Tegen de wil van haar vader heeft Jenny haar kat toch meegenomen. Omdat de kat inmiddels vier jongen heeft gekregen wordt de zaak nog ingewikkelder. Met de hulp van de buurkinderen worden de katten ondergebracht op een weinig toegankelijk stukje grond. Ze beleven nog een spannende tijd als een vervelende jongen hen daar lastig valt. Als ze kunnen aantonen, dat hij ingebroken heeft in de aan hun terrein grenzende winkel, zorgt de eigenaar van deze winkel voor een goede oplossing voor hun katten.